Sunny sixteen
Welk diafragma gebruik ik onder welke lichtomstandigheden. Daar is een handig hulpmiddel voor, de Sunny 16 regels. Deze regels werden vooral gebruikt in het analoge tijdperk. Tegenwoordig is het iets minder van belang. We hebben moderne camera’s die de belichting meet. In de zoeker of op het LCD scherm kan je zien of je qua belichting goed zit met de instellingen. Je zet de camera op de manuele stand, bedenkt welk diafragma je ongeveer wilt hebben, maakt een foto en kijkt op het LCD scherm. Afhankelijk wat je ziet pas je de diafragma, sluitertijd en eventueel de ISO waarde aan. Met dit wisselvallige weer van de zomer is het nog geeneens zo gek om deze regels in je achterhoofd te houden.
Zet op een zonnige dag de diafragma waarde op 16, de ISO op 100 en de sluitertijd het omgekeerde van de ISO, op 1/100 seconden. Bij een ISO van 200 is dat 1/200 seconden. Bij iedere verslechtering van het weer, draai je de opening van het diafragma 1 stop open. Naar een lager getal. Op het kaartje zie de stappen
Wil je de achtergrond vaag hebben, weinig scherptediepte op een zonnige dag. Dan verdubbel je de sluitertijd bij elke halvering van het diafragma. Dus f/16 met 1/100 wordt dan f/8 met 1/50 of f/5.6 met 1/25 enzovoort.
Nog even een overzicht hoe het zich verhoudt met de schaduw:
- F/22 bij sneeuw of zand, geeft donkere schaduw met scherpe randen
- F/16 bij zonnig weer, geeft scherpe schaduw randen
- F/11 bij licht bewolkt weer, geefr zachtere schaduw randen
- F/8 bij bewolkt weer, schaduw is nauwelijks zichtbaar
- F/5,6 bij zwaar bewolkt weer, schaduw is niet zichtbaar
- F/4 bij zonsondergang of open schaduw, schaduw is niet zichtbaar
- + 1 stop bij tegenlicht
Reacties (2)